V1-bijzinnen: verbonden in vorm, verdeeld in functie [PDF]
In deze bijdrage beschrijf ik de resultaten van een corpusonderzoek (Beekhuizen 2008) naar de ondergeschikte V1-zin. Grofweg vinden we vijf types in het Nederlands:
(1) Kom je buiten, blijkt het te regenen!
(2) Regende het gisteren nog de hele dag, vandaag is het weer een stuk
beter.
(3) Regent het morgen nog, dan gaan we niet barbecuen
(4) We moeten wel nog even langs de slager, willen we genoeg eten voor
iedereen hebben.
(5) Maar we kunnen ook naar de supermarkt, mocht de slager dicht zijn.
Na de vormelijke en distributionele verschillen tussen deze vijf types besproken te zullen hebben, ga ik in op twee vragen die bijzinsbestudeerders al enige tijd bezighouden. De eerste is de vraag of er zoiets als een algemeen ‘V1-bijzin’, of zelfs een nog algemener ‘V1-zin’ patroon bestaat dat een bepaalde conventionele functie uitdrukt, zoals Daalder (1983), Van der Horst (1995) en Diessel (1997) beargumenteren. De tweede is of de mate van integratie van de bijzin in de hoofdzin op zichzelf een signifieerder is, zoals Renmans & van Belle (2003) betogen.
Mijn antwoord is negatief: het gebruik van de patronen in (1)-(5) laat zich beter verklaren aan de hand van een lokaal georganiseerd netwerk van grammaticale constructies (cf. Goldberg 1995) dat geen globaal, overkoepelend patronen heeft. Mijn voornaamste redenen voor deze conclusie zijn de beperkte productiviteit in de binnenbouw van de verschillende types, de beperkte productiviteit van een hypothetisch algemeen V1-patroon, en de aard van de betekenis van de verschillende patronen, die niet gemakkelijk in overeenstemming te brengen is met voorstellen voor de algemene functie van de V1-zin. Dit betekent echter niet dat deze gehypothetiseerde, algemene patronen geen verklarende waarde hebben: ze tekenen de iconische, pragmatische niches af waar, op diachrone schaal, conventionele constructies als (1)-(5) zich in kunnen nestelen.
Bibliografie:
Beekhuizen, Barend (2008). ‘Afhankelijke V1-constructies in het Nederlands. Een verkenning.’ Ongepubliceerd manuscript, Universiteit Leiden.
Daalder, Saskia (1983): ‘Aspects of Grammatical Meaning: The Positioning of the Dutch Finite Verb’. In: Sprache, Diskurs und Text. Jongen, R., S. De Knop,
P.H. Nelde en M.-P. Quix (red), p. 60-69. Tübingen, Max Niemeyer Verlag.
Diessel, Holger (1997): ‘Verb-first Constructions in German’ In: Lexical and Syntactical Constructions and the Construction of Meaning. Verspoor, M., K.D. Lee en E. Sweetser (red.), p. 51-68. Amsterdam, Benjamins.
Goldberg, Adele (1995). Constructions: A construction grammar approach to argument structure. Chicago, Chicago University Press.
Horst, Joop van der (1995). Analytische taalkunde. Groningen, Nijhoff.
Renmans, Bram & William van Belle (2003). ‘The use of the particle dan in Dutch conditional sentences’. Leuvense Bijdragen (92),1-2.