Marijke de Belder: Idiolectische variatie in de morfologie: Nederlandse samenstellingen
Binnen de Nederlandse samenstellingen vind je variatie, voornamelijk in de keuze van de tussenklanken. Ik zeg zelf boekenwinkel, dus met tussenklank, maar boekhandel. Voor het woord moederskind gebruiken we een tussenklank –s-, terwijl de meeste samenstellingen met moeder als linkerdeel geen tussenklank vertonen: moedermelk, moedertaal. Ook één en hetzelfde woord kan variëren. Nederlandstaligen als groep zeggen zowel boekenhandel als boekhandel. Paterkostuum en paterskostuum worden ook allebei gebruikt. Ook voorbij de tussenklank vind je variatie. Er zijn mensen die (prescriptief correct) poolshoogte zeggen, maar heel wat Nederlandstaligen maken er polshoogte van of gebruiken poolshoogte en polshoogte door elkaar omdat ze onzeker blijven over hoe het woord nu precies in elkaar zit.
In de lezing maak ik duidelijk dat al deze variatie goed te begrijpen is. Ten eerste heeft het Nederlands verschillende types samenstellingen. De variatie tussen boekhandel, boekenhandel en boekenwinkel bestaat omdat er twee verschillende productieve types samenstellingen naast elkaar bestaan in het Nederlands. Het woord moederskind gedraagt zich apart omdat het behoort tot een derde type samenstelling, dat niet langer productief is.
Ten tweede is er binnen één type samenstelling beperkte, nauwkeurig beschrijfbare variatie in de keuze van de tussenklank. Voor paterkostuum en paterskostuum beargumenteer ik dat ze tot hetzelfde type samenstelling behoren en dit type vertoont tussenklanken, maar de tussenklank (een misnomer: het gaat niet om een ‘klank’, maar om een morfeem) kan een nulmorfeem zijn. Voor een beperkte, nauwkeurig definieerbare groep linkerdelen bestaat er variatie tussen dit nulmorfeem en –s– als morfeem.
Ten derde is er een spanning tussen de druk vanuit onze taalcompetentie om een productief type samenstelling de voorkeur te geven en de druk vanuit ons woordgeheugen, conventie en prescriptie om een bestaande opgeslagen vorm te gebruiken. Dit verklaart de twijfel tussen poolshoogte (de opgeslagen vorm die je productief niet meer zou kunnen vormen vandaag) en polshoogte (een mogelijke productieve vorm).
Met deze inzichten kunnen we een heel groot deel van de taalinterne variatie van de Nederlandse samenstelling begrijpen en krijgen we, meer algemeen, meer vat op de distributie van tussenklanken in het Nederlands.